De nieuwe dag ligt nog op de grens van zachte schemering en bleke ochtendzon. Aan weerszijden van de lange straat staan hoge bomen met grillig gevlekte stammen. Ze leunen een beetje over de straat heen, alsof ze steun bij elkaar zoeken. Vogels kwetteren en twitteren om de wereld te vertellen dat er weer een zwoele zomerdag is aangebroken. In een poging de ergste hitte te verjagen, staan veel balkondeuren open. Ergens wappert een gordijn naar buiten. De zondag komt maar traag op gang en de bewoners van de hoge huizen zijn nog in diepe rust.
‘Rot op!’
In het souterrain van een van de huizen slaapt Marie. Ze ligt op haar rug en haar mond staat open. Een doorzichtige sliert kwijl loopt uit haar mondhoek. Ze smakt en draait zich met veel gesteun om. De dunne stof van haar gebloemde nachtpon wikkelt zich strak rond haar bolle buik en borsten.
‘Laat me met rust!’
Haar ogen schieten open en moeizaam komt ze overeind. Wat verdwaasd kijkt ze om zich heen en ze krabt aan haar buik en onder haar borsten. Ze moppert.
‘Klotejeuk …’
Heel even blijft ze zitten en ze vraagt zich af wat haar zo vroeg heeft gewekt. Buiten hoort ze alleen de vogels. Door een kier tussen de smoezelige gordijnen komt een streep zonlicht en ze zucht. Het belooft weer een warme, broeierige dag te worden. Kreunend en steunend gaat ze op de rand van het bed zitten en houterig staat ze op. Ze krabt tussen haar benen en schuift haar voeten in de zachtpaarse pantoffels naast het bed.
‘Blijf met je poten van me af!’ Lees verder
Wat zeggen anderen …