Stromend water, de geur van koffie, het geluid van metaal tegen aardewerk. Hoge, zachte stemmen, Gegiechel …

Huub wordt er wakker van. Hij slikt moeizaam en merkt dan dat zijn hoofd achterin zijn nek ligt. De spieren van zijn schouders zijn verkrampt, zijn mond is gortdroog en hij moet vreselijk nodig naar het toilet. Hij beweegt ongemakkelijk en probeert zijn benen te strekken. Iets houdt hem tegen en zijn ogen schieten open als hij ontdekt dat hij ook zijn armen niet kan bewegen.
‘Verdomme! Wat …!’

Het gegiechel wordt luider en komt dichterbij.
‘Oh, kijk Ilse, hij is wakker. Eindelijk, ik zei het je toch?’
‘Je had hem niet zo’n harde dreun moeten verkopen, die pan is loodzwaar …’
‘Ach wat, die muts op z’n kop heeft de grootste klap opgevangen en hij had hier niets te zoeken.’
‘Maar toch, je had hem wel dood kunnen slaan.’
‘Stel je niet zo aan … het bloedde maar een beetje, kijk zelf. Je ziet er haast niets meer van.’ Lees verder