Met een loodzwaar gevoel opent Barend de glazen deuren van het hoge flatgebouw en met even zware voeten bestijgt hij de betonnen trappen. Zijn aktetas sleept hij achter zich aan en halverwege laat hij hem staan. Waarom zou hij hem meenemen. Hij heeft hem niet meer nodig. In zijn hoofd telt hij de stappen die hij maakt. Veertien voor elke trap, drie om naar de volgende te komen. Twaalf trappen. Als hij bijna boven is, is hij de tel kwijt en hij aarzelt. Getallen zijn altijd belangrijk voor hem geweest, en nu zeker. Hij heeft een grote behoefte te weten hoe vaak, hoe lang en hoe veel. Hij loopt drie treden naar beneden en haalt dan zijn schouders op. Het maakt niet meer uit. Niets is nu nog belangrijk.

Lees verder